Aanvaarden

20 oktober 2011

“Als op ’n dag de dood klopt aan je deur
wat zul je hem dan bieden?
Ik zal mijn gast de volle beker van mijn leven voorzetten.
Nooit zal ik hem met lege handen laten gaan…”

Rabindranath Tagore

De dood klopt elke dag op onze deur, bij ons allemaal. Niet zozeer de lichamelijke dood, maar wel de spirituele dood van ons oude zelf, die ruimte maakt voor de geboorte van ons ware Christus Zelf – het ontwaken in liefde. Elk jaar wanneer het herfst is en het regent en waait, en alles aftakelt, moet ik daaraan denken. De natuur herinnert me aan de vanzelfsprekendheid om het oude te laten sterven, opdat het nieuwe geboren kan worden. Dit najaar is het anders, maar toch ook weer niet.
Ik wil in dit verband ook graag wijzen op de (Engelstalige) weblog van Rogier van Vlissingen, die op dit moment bezig is Ontwaken in liefde te vertalen. Hij heeft, mede naar aanleiding van zijn vertaalwerk, een aantal mooie essays gewijd aan de Cursus, mystiek en mijn boek:www.acimnabraham.blogspot.com. Het doet mij altijd veel genoegen wanneer wij, ‘grondpersoneel van Jezus’, elkaar blijken te inspireren!

Een van de zaken waar je tegenaan loopt wanneer je ongeneeslijk ziek of terminaal bent, is dat je je moet verhouden met de emoties hierover van mensen om je heen. Het is afhankelijk van hoe je dierbaren het oppakken en ermee omgaan, of zij een ondersteuning kunnen vormen, of juist niet. Ik weet mij gezegend met mensen om mij heen die werk maken van vergeving. Dat niet ieder zich daartoe in staat voelt, is voorstelbaar. Toch is dat soms een (te) zware last erbij, zo merk ik. Want het betekent dat je, naast je eigen intensieve proces, te maken hebt met projecties van anderen op jou en je situatie. Grenzen aangeven voelt nu noodzakelijk. Dit is geen tijd meer om lasten van anderen te dragen.

Diverse familieleden zijn de laatste weken op bezoek gekomen, en dat had natuurlijk alles met mijn ziekte te maken. Mijn ouders kwamen over uit Limburg. Zij worstelen zeer met het gegeven dat ze een dochter hebben die ongeneeslijk ziek is en klaarblijkelijk zal overlijden – dat laatste lijken ze nog even voor zich uit te schuiven. De worsteling van mijn ouders lijkt vooral henzélf te betreffen, niet zozeer mij. Wat mijn zus weer de opmerking ontlokte dat zij zich in feite meer zorgen maakt over hen dan over mij…
Er kwam nog meer bezoek. Mijn broer en (Engelse) schoonzus kwamen over uit Kopenhagen. We hadden elkaar lange tijd niet gezien en het was prettig weer bij te praten. Bovendien heb ik mijn broer gevraagd zaken te regelen na mijn overlijden (wanneer je geen partner hebt moet íemand de zaken afhandelen) en ik ben heel blij dat hij, met hulp van mijn zus en anderen, dat op zich wil nemen als de tijd daar is.
En vervolgens kwam mijn Australische zwager op bezoek. Het is eigenlijk toeval (maar wat heet…) dat hij juist dit najaar een reis door Europa maakt om familieleden van hemzelf (hij is van Schotse afkomst) en van zijn vrouw, mijn zus, te bezoeken. De afgelopen jaren heeft mijn zus samen met haar zoon een aantal malen Nederland bezocht, maar het was 13 jaar geleden dat mijn zwager en ik elkaar gezien hadden. Het is er nooit van gekomen hen in Australië op te zoeken. En dus was dit een soort hernieuwde kennismaking, die goed beviel.

Ik probeer in alle ontmoetingen zo open mogelijk te spreken over mijn toestand en de naderende dood. Alleen op die manier heb ik het gevoel tot ‘echte’ communicatie te kunnen komen. In onze maatschappij en cultuur wordt de dood maar al te gauw ontkend of onzichtbaar gemaakt, want vrijwel iedereen is er doodsbang voor. We worden, in menselijke zin, alléén geboren en gaan onvermijdelijk ook alléén dood. Maar een maatschappij die de dood probeert te ontkennen, maakt de eenzaamheid van degenen die ongeneeslijk ziek of stervende zijn, alleen maar groter.
Een illustratief voorbeeld maakte ik een tijdje geleden mee. Ik wilde weten of ik nu al kan regelen dat mijn broer na mijn overlijden over mijn bankrekening kan beschikken. Dus ik toog naar het filiaal van de ING-bank in het centrum van de stad om mijn vraag voor te leggen. Niet dat ik daar erg veel zin in had, maar het leek me wel heel nuttig dit uit te zoeken. De man achter de oranje balie was beslist erg vriendelijk, maar toen ik zo functioneel mogelijk uitlegde wat ik wilde weten en waarom, schrok hij zichtbaar. Hij gaf me evengoed alle informatie die ik nodig had, en wenste me aan het einde van het gesprekje héél veel sterkte. Maar wat me zo bevreemdde was een opmerking die hij ook nog plaatste. Hij zei dat hij nog nóóit had meegemaakt dat iemand met zo’n vraag kwam.

Terugfietsend naar huis liet ik dat op me inwerken. Hoeveel klanten heeft de ING-bank? Hoeveel klanten heeft het filiaal in Almere Stad? Hoeveel van die klanten zijn onsterfelijk? En die andere 100%: hoeveel mensen kunnen, door ziekte of ouderdom, zien aankomen dat de dood nadert? En komt dan niemand informeren hoe de nabestaanden na hun overlijden betalingen moeten verrichten? Denkt niemand er überhaupt over na dat er een moment komt dat jíj er niet meer bent, maar de wereld gewoon doordraait? Worden mensen zo in beslag genomen door hun eigen sores en angsten dat ze daar niet bij stilstaan? Blijven ze, hoe ziek of oud ook, de dood hardnekkig ontkennen, uit angst? Dat soort vragen kwamen bij me op, en wat precies de verklaringen ervoor zijn weet ik niet. Maar ik weet wel dat het ego, dat ‘leeft’ van ontkenning en dissociatie, ernstige ziekte en dood graag in een apart hokje stopt, de deur dicht doet, en hoopt er zo niet al te veel last van te hebben.

Vergeven, zo zegt de Cursus, betekent dissociaties opheffen: “Wanneer wat jij hebt gedissocieerd wordt aanvaard, houdt het op beangstigend te zijn” (T10.II.1:6). En dus is het zaak de deur te openen en te aanvaarden.

Aanvaarden. Ik kan voelbaar minder de laatste tijd. Vaak zit of lig ik gewoon op de bank, doe ‘niets’, kijk naar de vogels in de tuin, het dunne zonlicht dat soms nog helder schijnt, de laatste vlinders. Poes Lotje vindt dat heel gezellig en komt er graag bij zitten. Ze lijkt aan te voelen dat er iets bijzonders aan de hand is.
Luisteren naar mooie muziek is erg fijn nu en komt ‘helemaal binnen’. Plotseling blijkt het weer tijd voor Bach, altijd een van mijn favoriete componisten. De muziek neemt me mee en draagt me en omarmt me. “Ich freue mich auf meinen Tod.”

Mein Gott! wenn kommt das schöne: Nun!
Da ich im Friede fahren werde
Und in dem Sande kühler Erde
Und dort bei dir im Schoße ruhn?
Der Abschied ist gemacht,
Welt, gute Nacht!

My God! When will the lovely ‘now!’ come,
when I will journey into peace
and into the cool soil of earth,
and there, near You, rest in Your lap?
My farewells are made,
world, good night!

Ich freue mich auf meinen Tod,
Ach, hätt’ er sich schon eingefunden.
Da entkomm ich aller Not,
Die mich noch auf der Welt gebunden.

I delight in my death,
ah, if it were only present already!
Then I will emerge from all the suffering
that still binds me to the world.

(uit BWV 82 Ich habe genug)