Feit

24 augustus 2011

“I’ve come to indicate to you: GOD IS A FACT! You can do with that whatever you want. I’m telling you, God is a fact! If God is a fact, I guarantee you, you don’t have problems. If you think you have problems, you are denying that God is a fact. Accepting that God is a fact is the path that will heal you and all the world of pain and suffering. That’s the path of Love, accepting God.”

(“Ik ben gekomen om aan te geven: GOD IS EEN FEIT! Je mag zelf weten wat je daarmee doet. Ik vertel je: God is een feit! Als God een feit is, dan verzeker ik je dat je geen problemen hebt. Als je denkt dat je problemen het, dan ontken je dat God een feit is. Het aanvaarden dat God een feit is, is het pad dat jouzelf en de hele wereld van pijn en lijden zal genezen. Dat is het pad van Liefde: God aanvaarden.”)

Rananda

Bovenstaand citaat is een voorbeeld van de teaching van de spiritueel leraar Rananda, uit een boek dat ik een tijdje geleden kreeg toegestuurd (p. 288-289). Het heet ‘The Foolish Journey into Fear Ends Here – The Lelystad Teachings’* en bevat de transcripties van Rananda’s voordrachten en zijn reacties op vragen van studenten. Ik heb zijn leringen, waarin erg veel materiaal van de Cursus is verwerkt, met veel plezier gelezen. Ik weet niet of je Rananda een Cursusleraar kunt noemen (hij presenteert zich niet als zodanig), hoewel ik weet dat hij voor diverse Nederlandse Cursusstudenten een belangrijk en behulpzaam leraar is. Hij heeft een achtergrond van grote diversiteit in spirituele zin, maar na vele en lange spirituele zoektochten was het onder meer de Cursus van Jezus die hem leidde naar totale overgave, en vervolgens naar het optreden als leraar.
Terwijl ik het boek las, dacht ik vaak: ‘Op een bepaalde manier is dit héél erg de Cursus, en op een andere manier toch weer niet.’ Rananda geeft een eigen onderricht, met veel Cursusleringen en –termen, maar hij gebruikt vooral niveau één van de Cursus: de metafysica. Het tweede, praktische niveau ervan gebruikt hij nauwelijks. De Cursus beoogt duidelijk een training van de denkgeest als voorbereiding, om zo tenslotte het valse egozelf geheel op te geven: “Dit is een cursus in het trainen van je denkgeest” (T1.VII.4:1).Onder andere het werkboek dient dit doel van training of oefening. Dat aspect komt bij hem veel minder aan de orde.
Rananda lijkt vooral uit op een onmiddellijke herkenning en aanvaarding (“remembering” – herinneren, zegt hij zelf vaak) van de absolute waarheid. Hij confronteert zijn toehoorders voortdurend met deze ultieme waarheid – perfectie, God, kennis, liefde, eenheid. Hij wil als het ware wakker schudden. De manier waarop hij dat doet is erg gepassioneerd, en getuigt van een enorme helderheid en vermogen dit in woorden uit te drukken. Ik ben beslist onder de indruk geraakt van de wijze waarop hij getuigt van onze gedeelde en ene werkelijkheid en van onze relatie met onze Schepper; ik ben dat zelden zo op deze wijze tegengekomen. Rananda zet zichzelf nogal op de voorgrond als leraar, en dat zou weerstand of irritatie kunnen oproepen en geïnterpreteerd worden als ik-gerichtheid en speciaalheid. Hij komt echter op mij over als iemand die rechtstreeks spreekt vanuit de bron en deze wil manifesteren, zichzelf als één ervarend met die bron. En van hieruit roept hij op om wakker te worden, geen omwegen meer te nemen of excuses te gebruiken. Om te stoppen met het pad van pijn en lijden en te kiezen voor het Pad van Liefde.
Ikzelf gebruik als leraar juist graag de handvatten die de Cursus aanbiedt om langzaam maar gestaag je ego af te pellen. Ik vind het heel prettig en behulpzaam dat de Cursus op die wijze iets aanreikt aan wie verder wil komen op het pad – overigens met ontwaken als duidelijk doel. Rananda is anders in temperament en achtergrond, en zinspeelt op onmiddellijk inzicht en aanvaarding. Op zich is daar iets voor te zeggen. Nadruk op het proces – op zich illusoir – heeft het gevaar in zich dat het ego het gaat gebruiken als vertragingstactiek om in de illusie te blijven hangen. Rananda’s benadering kan daarentegen mogelijk juist weerstand en angst oproepen. De kloof tussen zijn begrip en het in het algemeen veel beperktere denkkader van studenten wordt in het boek nog al eens zichtbaar. Wat de juiste ingang voor iemand is – een meer procesgerichte benadering, of een heel directe aanpak – zal per persoon verschillen. Dat is overigens de reden dat het goed is dat er verschillende leraren zijn met elk hun eigen achtergrond en stijl. Voor sommige Cursusstudenten kunnen Rananda’s teachings en dit boek erg behulpzaam zijn. Voor andere is het, vermoed ik, vooral verwarrend of overdonderend.

Voor mijzelf paste de inhoud van dit boek weer precies in mijn proces van dit moment. Ik bemerk dat ik nu opnieuw het woord ‘proces’ gebruik, en me tegelijkertijd afvraag: is er dan wel een proces als ik tegelijkertijd besef dat ‘ik’, de persoon en het lichaam, helemaal niet hier (op aarde) zijn, en ik dus noch ziek kan zijn, noch kan sterven? Dat laatste weet ik en voel ik, maar toch is voor mij de kous daarmee niet helemaal af, merk ik (anders had ik misschien ook niet al te veel te schrijven in dit weblog).
Voor zover ik het nu kan verwoorden, is het ‘proces’ dat ik ervaar dat van de denkgeest, die eerst ontdekt heeft dat hij helemaal nooit afgescheiden is van God, noch van elkaar, maar de eenheid deelt met God en het Christus Zelf – als liefde. En vervolgens ontdekt de denkgeest nu dat de tijd van aardse dienstbaarheid ten einde gaat lopen. De tijd van vrijwillig en vanuit liefde een lichaam blijven projecteren (wat op onbewust niveau en ‘vanzelf’ gebeurt!) om via het lichaam te kunnen communiceren en de Cursus uit te dragen, gaat stoppen. De denkgeest realiseert zich dat het moment gaat komen dat hij zijn waarnemende functie geheel en al loslaat (de aardse weerspiegeling hiervan is dat het lichaam ‘sterft’), om zo helemaal vrij te zijn om te versmelten in Jezus’ en Gods Liefde.
Dát besef, die ‘voorbereiding’ hierop als het ware zoals ik het beleef, dat is het ‘proces’ dat nu gaande is in mij. En dat is tegelijkertijd het besef dat er wezenlijk gezien níets verandert bij deze ‘overgang’. Het voelt in zekere zin als een continuüm: de toestand die ik nú al ervaar, de diepe vrede, het licht en de liefde waarin ik nu al zo vaak opga, kunnen niet anders zijn dan dat waarheen ik lijk te gaan. Het verschil is dat ik het nú nog niet in al zijn intensiteit en totaliteit kan ervaren. Maar dat verlangen is er wel: om naar God te gaan, om helemaal bij Hem te mogen zijn. Want inderdaad – en is het niet heerlijk:

 “…God is niet symbolisch. Hij is een Feit” (T3.I.8:2).

En dus ga ik naar Hem bij Wie ik nu al ben, zoals de Cursus stelt:

 “Hoe kun je anders vreugde vinden in een vreugdeloos oord, dan door in te zien dat jij daar niet bent? Je kunt niet ergens zijn waar God je niet heeft geplaatst, en God heeft jou als deel van Hem geschapen. Dat is zowel waar jij bent als wat jij bent. Het is volstrekt onveranderbaar. Het sluit alles totaal in. Je kunt het nooit of te nimmer veranderen. Het is eeuwig waar. Het is geen geloof, maar een Feit” (T6.II.6:1-8).

* Het (Engelstalige) boek is te bestellen via: www.mom-nederland.nl