Trouw

17 juni 2011

“Naar jullie vermoeide ogen breng ik een visie van een andere wereld, zo nieuw en zuiver en fris, dat jullie de pijn en smart die jullie voordien zagen, zullen vergeten” (T31.VIII.8:4).

Omdat het juni is, moest ik terugdenken aan een bezoek aan Kopenhagen, een paar jaar geleden. Samen met mijn ouders bezocht ik mijn broer en schoonzus die daar wonen. Ook toen was het juni, we waren er zo rond de 21ste. Het was warm, zonnig weer, de avonden waren lang en licht en ook ’s nachts werd het nauwelijks donker.
In een Kopenhaags museum zag ik een paar schilderijen die veel indruk maakten. Ze waren van een groep schilders die in de decennia rond de vorige eeuwwisseling, zo’n honderd jaar geleden, in de kunstenaarskolonie Skagen woonden. Skagen (dat spreek je geloof ik uit als ‘Skôgen) is een vissersdorpje in het uiterste noorden van Denemarken. Vanwege het mooie heldere licht trok het veel kunstschilders die daar prachtig begonnen te schilderen: het dorp, de duinen, de zee, de vissers, en elkaar in hun huizen of ergens buiten. Een beetje vergelijkbaar met ons kunstenaarsdorp Bergen, en met de Franse impressionisten. Maar terwijl de Franse schilders het warme, gouden licht van de Zuid-Franse zomerzon probeerden vast te leggen, werden de Scandinavische impressionisten verliefd op het koele heldere licht van het noorden. En ik met hen. Ik heb er een mooi boek van gekocht; helaas in het Deens dus ik kan de tekst niet lezen, maar de afbeeldingen spreken voor zich.
Ik pak het boek maar eens uit mijn boekenkast en blader het door. Ik geniet weer van de schilderijen, waaronder die van de begaafde kunstenares Anna Ancher. Ik waan mij ergens in het noorden van Europa, op een plek op aarde waar ik nooit geweest ben, met een koele blauw-grijze zee en een ruime, hel blauwe lucht. Het zijn vooral de blauwtinten die iets in me raken – het is een heel bijzonder soort blauw dat telkens weer in deze schilderijen voorkomt en misschien wel nergens anders te zien is. Al moet ik zeggen dat hier in de polder, in Flevoland, de lucht soms een kleur blauw heeft die eraan doet denken. Wanneer ik opkijk uit het boek – het is de zaterdag van het Pinksterweekend, en na een paar flinke regenbuien is de lucht opgeklaard en opengetrokken – dan zie ik dat juist nu de lucht weer dat typische blauw heeft, dat ik nergens anders in Nederland ooit gezien heb. Scandinavisch blauw.

Aan het bezoek aan Denemarken, nu zes jaar geleden, denk ik overigens met gemengde gevoelens terug. Het was daar, temidden van familieleden, dat ik scherp begon te beseffen dat mijn weg in aardse zin anders was dan die van mijn familie. Dat was eigenlijk al heel veel jaren duidelijk, maar een deel in mij schrok ervoor terug dat in zijn volle omvang te beseffen. Het was een van de redenen dat ik was ingegaan op de uitnodiging van mijn ouders hen naar Denemarken te vergezellen – om mezelf te tonen dat zo’n gezamenlijk reisje best kon en dat het zou werken. Maar het werkte niet.
Vanwege een aangekondigde treinstaking waren we al een dag van tevoren op Schiphol. Tegen de tijd dat het vliegtuig vertrok, hadden wij er al een hotelnacht en een dag winkelen op het vliegveld op zitten, dit tot groot plezier van mijn ouders, maar niet echt tot die van mij. In Kopenhagen aangekomen, zochten wij ons hotel op in het centrum van de stad en gingen vervolgens naar het appartement van mijn broer en zijn vrouw. Dat was het begin van een aaneenschakeling van volle dagen: hotelontbijt, al spoedig daarna koffie met gebak, bezienswaardigheden bekijken, uitgebreide lunch in een restaurant, museum, thee drinken, winkelen, nog een bezienswaardigheid bekijken, uitgebreid diner in een restaurant, natafelen en borrelen, en na een niet al te lange nacht begon datzelfde programma opnieuw. En iedereen vermaakte zich prima, maar ik voelde me al snel overvoerd met indrukken en eten. “Misschien de lunch overslaan, en dan gewoon een broodje op een bankje in een park,” stelde ik voor. Maar voor ik het wist werd de volgende uitgebreide lunchsalade met rucola en zalm alweer uitgeserveerd. Ja, Kopenhagen kent heel goede restaurants. Er werd intussen genoeg gebabbeld, de hele tijd eigenlijk. Over het goede weer – wat een geluk toch, net nu wij er zijn! –, over de mooie stad, en over hoe het uiterlijk gezien met iedereen ging, op het werk en zo. Maar ik bleef het gevoel houden dat er niet écht gepraat werd. Een aantal belangrijke zaken die in mijn leven speelden, kwamen niet aan de orde. Er werd alleen gebabbeld. En gegeten. Ik begon me heel erg moe te voelen.
Toen we na een dag of twee ’s avonds in het drukke, lawaaiige en ongetwijfeld erg gezellige stadpark Tivoli op een terras zaten te wachten tot onze bestelling voor het avonddiner werd opgenomen, zakte ik ineens helemaal in. Ik voelde me duizelig, misselijk, en het leek alsof heel Tivoli in golven naar me toekwam en weer wegdreef – alsof ik plotseling in een soort achtbaan was terechtgekomen. Ik vertelde wat er aan de hand was en dat ik terugging naar mijn hotel. Langzaam en behoedzaam liep ik het park uit en zocht mijn weg door de stad. Onderweg kocht ik een heel erg simpel broodje met kaas, dat ik in mijn hotelkamer opat. Daarna probeerde ik te rusten en te slapen. Het alleen zijn en op bed liggen deed me goed.
Mijn familie begreep niet wat er met me gebeurde en waarom ik was weggegaan. Maar klaarblijkelijk lieten ze zich een gezellige avond niet ontzeggen, en de volgende ochtend hoorde ik uitgebreid wat ze allemaal gegeten hadden. Ze hadden zo te merken niet veel aandacht voor mijn toestand. Die dag was een uitstapje buiten de stad gepland, naar een museum met beeldentuin. Ik voelde me nog altijd bijna ziek van moeheid, maar het was aantrekkelijk de stad even uit te zijn. Dus besloot ik mee te gaan, zodat ik buiten in de beeldentuin kon zitten.
We reden naar het museum, het Louisiana Museum of Modern Art, en daar aangekomen, vertoefde ik de hele dag in de tuin. Louisiana is een erg mooi gelegen museum dat een uitgebreide collectie moderne kunst bevat (die ik dus gemist heb), en een parkachtige beeldentuin grenzend aan de zee. In de tuin waait een frisse zeewind, je hebt uitzicht op de zee en aan de overkant van het blauwe water zie je de Zweedse kust opdoemen. Het was op dat moment een heel goede plek om te zijn. Terwijl mijn familie de kunstcollectie bekeek, zette ik geen voet in het museum – mijn verzadigingspunt was ruim bereikt. In plaats daarvan installeerde ik mezelf in de tuin, op een rustig plekje op het groene gazon. Ik schreef in mijn dagboek en las in het boek dat ik had meegenomen, een autobiografie van Shakti Gawain, die een pioniersrol heeft vervuld op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en visualisaties. Ik liet me schoon waaien door de zeewind en mijn maag tot rust komen, en langzaam maar zeker voelde ik me opknappen en terugkeren tot mijzelf.
Gedurende die dag, al schrijvend, mijmerend en liggend in de zon, drong scherper dan ooit tevoren tot mij door dat het de hoogste tijd was om te stoppen met proberen een ‘normaal’ leven te leiden – dat wat in de ogen van mijn familie en vele anderen ‘normaal’ is. Ik kon het niet, ik werd er ziek van, het paste niet bij wie ik was. Mede geïnspireerd door het boek dat ik las, voelde ik dat ik mijn commitment en toewijding aan mijn eigen weg – mijn hoogste waarheid – wilde vergroten. Ook al zou dat niet door iedereen begrepen worden. En ook al zouden sommige familieleden mij veroordelen en zou er mogelijk een verdere verwijdering plaatsvinden.
Mijn ‘eigen weg’ had alles te maken met de Cursus, waar ik op dat moment zo’n zes jaar intensief mee bezig was, en juist in de periode daarvoor met een steeds grotere inzet. Een jaar ervoor was ik ook het contact met mijn zoon Martijn kwijtgeraakt, en ik zat midden in het intensieve vergevingsproces daarvan, dat me regelrecht naar mijn Zelf en de Liefde van God terugvoerde.
Het was, besefte ik die dag, niet eens echt een keuze om trouw te blijven aan mijn eigen weg en te stoppen met me aanpassen. De gebeurtenissen tijdens deze reis maakten me duidelijk dat ik eigenlijk helemaal geen keuze hád. Een keuze die wegvoert van jezelf – je Zelf – ís geen echte keuze. Het leidt nergens naartoe en maakt je ziek en moe.

En zo leverde het reisje naar Kopenhagen veel op, maar anders dan verwacht. Mijn toewijding aan mijn hoogste waarheid is daarna alleen maar sterker geworden, en daar heb ik nooit enige spijt van gehad, integendeel. Ik weet dat ik alléén door deze keuze te maken ook iets voor anderen heb kunnen betekenen. Ik heb hem dus niet alleen voor mijzelf gemaakt.
Het heeft inderdaad tot verdere verwijdering van mijn familie geleid, zoals ik toen al vermoedde. Vooral van mijn ouders. Sommige mensen denken dat je ondankbaar bent, als je niet bent zoals zij verwachtten.

Dat was toen. En nu is het zes jaar later. Ik heb inmiddels een boek gepubliceerd met veel autobiografische gegevens. En ik ben ziek, ongeneeslijk ziek. Dat alles brengt veel teweeg in mijn familie, op allerlei manieren. Tussen mijn broer en zus en mij heeft het tot meer toenadering geleid. Voor mijn ouders geldt dat vooralsnog niet, voor zover ik weet. Grieven, kwaadheid en andere emoties overheersen bij hen nog altijd. Ik schijn in mijn leven alles te doen wat zij onbestaanbaar achten. En ik weet niet of zij nog tot acceptatie daarvan zullen komen, voor of na mijn overlijden. Díe keuze is uiteindelijk aan hen.

(Wil je een beeld krijgen van de kunstenaars uit Skagen of van het Louisiana Museum, kijk dan op www.skagensmuseum.dk en www.louisiana.dk. Beide sites hebben een Engelse versie.)