Perspectiefwisseling

28 april 2011
Woensdagmiddag, gezellig op de bank met thee, en nog paaseitjes. Op de bank ligt al even gezellig leesvoer: folders van o.a. het KWF, de oogst van een bezoekje aan het inloophuis voor kankerpatiënten waar ik zojuist geweest ben. Ze hebben titels als: ‘Uitzaaiingen bij kanker’. ‘Ongeneeslijk ziek, wat kan ik verwachten?’ ‘Kanker… als je weet dat je niet meer beter wordt’. ‘Kanker… als de dood dichtbij is’. Goh, leuk… Waar zal ik eens beginnen?
Eerst maar eens de folder over alternatieve behandelingen, die ik ook heb meegenomen. Want deze week ga ik spreken met dokter T, internist en tevens antroposofisch arts. Om te kijken of een aanvullende behandeling met het antroposofische medicijn Iscador, of Maretak, iets voor mij is.
’s Ochtends heb ik ook al zoiets gezelligs gedaan: op internet informatie opzoeken over euthanasieverklaringen. Ik heb vorige week een uitgebreid en nuttig gesprek gehad met de maatschappelijk werkster van het ziekenhuis. Over allerlei dingen, waaronder de vele regelzaken die nu spelen. Want als je ongeneeslijk ziek bent, aan het stoppen met werken, en weet dat je op niet al te lange termijn zult overlijden, moet er ineens van alles geregeld worden. Het advies is daar niet te lang mee te wachten. Het kan maar beter geregeld zijn allemaal. De maatschappelijk werkster raadde me aan om me ook te verdiepen in het opstellen van een euthanasieverklaring. De huisarts had het er eerder ook al over. Ik ben daar nog niet mee bezig geweest, weet er weinig van, weet niet of ik zoiets wil. Dus ik lees me in.
Als ik toe ben aan een pauze en koffie maak, overvalt me een vaag gevoel van triestheid en verdriet. Dat wordt nog sterker wanneer ik me realiseer dat precies op dit moment de Jaargroep in Amsterdam zijn maandelijkse bijeenkomst heeft. En ik ben er niet. De les wordt gegeven door Nicolien. Voor het eerst voel ik daar enige rouw over. En dat is opvallend, want tot nu toe is het overheersende gevoel dat het overdragen van een aantal lessen heel erg klopt en noodzakelijk is. En een grote dankbaarheid voor de extra, broodnodige, rust die me dit geeft en me duidelijk goed doet. Maar nu lijkt het ineens wrang: in plaats van les te geven, verdiep ik me in informatie over euthanasie.
Toch vraag ik me af wat er nu gebeurt. Want ik voel juist altijd heel veel vrede en licht als ik contact maak met het naderende einde van mijn aardse bestaan. Waarom voel ik dat nu niet? Dan besef ik dat hier eigenlijk hetzelfde speelt als wat ik al ontdekt heb wanneer ik mij bezighoud met mijn ziekte en behandeling. Wanneer ik teveel gefocust raak op alleen de ‘wereldse’ of lichamelijke dimensie daarvan, dan voelt het alleen maar als ellende en verlies. Maar zogauw ik de spirituele dimensie erin betrek, weer vanuit een geestelijk perspectief kijk, dan verdwijnt het gevoel van verlies. Dan is er niet alleen acceptatie, maar ook diepe vrede. Dus, zo realiseer ik me, terwijl ik al deze ‘technische’ aspecten van euthanasie las op het internet, ben ik teveel in de wereldse dimensie geraakt, en daarom voel ik me nu verdrietig. Dat mag, maar ik voel toch dat mijn blik beperkt en uiteindelijk onjuist is.
Ik pak een boekje van Eileen Caddy uit de boekenkast. Het zijn teksten die haar innerlijke stem haar gedicteerd heeft. Zij noemde deze stem ‘God van binnen’. Voor mij klinkt die precies zo als Jezus’ stem – ik ervaar het als dezelfde bron. Op de bank met mijn koffie sla ik het boekje willekeurig open. Dat werkt altijd. Ik lees:

 “Er is een perfect antwoord. Laat nooit iets van droefheid in je leven komen. Dit zijn vreugdevolle, fantastisch mooie dagen – er gebeurt zoveel op ieder niveau.”

Ik laat de woorden binnenkomen en me door Jezus weer boven het slagveld tillen. Inderdaad, dit zíjn fantastische, intense en rijke dagen, waarin heel veel gebeurt. En dat zal zo blijven, in welke vorm ook, tot en met het levenseinde. En daarna wordt het nog veel prachtiger.
Ineens voel ik me weer verbonden met de groep in Amsterdam, met ieder die daar nu aanwezig is, en ook dat is weer helemaal goed. Er is één leraar, en een ander deel van de eenheid geeft nu les, en dat is in orde. Vanuit de radio klinkt ineens een partita voor viool solo van Bach. Ik geniet van de muziek en lees wat in het boekje. Dan zie ik nog een zin, net boven de andere tekst:

“Ik vul je met mijn licht totdat je het puurste licht wordt.”

Aldus Jezus’ commentaar op ‘levenseinde’.

Nu zit ik op de bank met al mijn – overigens nuttige – folders en overdenk het bezoekje aan het inloophuis. Ik wilde er eens langsgaan, het is vlakbij, een mooi gebouw in een parkje. Zoals verwacht werd ik vriendelijk ontvangen door een vrijwilligster, en zoals ongetwijfeld verwacht werd vertelde ik kort wat over mijn ziekte en prognose. De vrijwilligster keek héél meelevend en wist er blijkbaar niet goed op te reageren. En daarmee viel het gesprek een beetje dood, al heb ik nog allerlei informatie gekregen.
Ik moet de laatste tijd vaak denken aan wat de Cursus zegt over ware en onware inleving. Dat ervaar ik nu op een veel dieper niveau. De Cursus zegt dat je inleven in het ‘lijden’ van iemand – dus iemand als slachtoffer zien, en als kwetsbaar, ziek en sterfelijk lichaam -, helemaal geen inleving is. Daarmee pin je iemand vast op een illusie over zichzelf. Wanneer ik vertel dat ik uitgezaaide kanker heb en ongeneeslijk ziek ben (wat ik in sommige gevallen probeer te vermijden, maar wat soms niet anders kan), en ik krijg dít soort ‘medeleven’, dan voelt dat voor mij niet prettig, ondanks alle goede intenties. Eigenlijk vind ik het een (te vergeven) belediging, en ik begrijp dat de Cursus het een aanval noemt. Pin me niet vast op een ziek en sterfelijk lichaam, op de identiteit van een kortstondige persoon op aarde, want dat bén ik niet. En jíj ook niet. Dat zeg ik allemaal niet, en dat zei ik ook niet in het inloophuis. Maar ik bemerkte wel dat de communicatie op een of andere manier verbroken werd.
En dus zegt de Cursus:

 “Zich inleven betekent niet: meegaan in het lijden, want dat is wat je juist moet weigeren te begrijpen. Dat is de ego-interpretatie van inleving, en die wordt steeds gebruikt om een speciale relatie te vormen waarin het lijden wordt gedeeld. Inlevingsvermogen is buitengewoon nuttig voor de Heilige Geest, vooropgesteld dat je Hem toestaat het op Zijn manier te gebruiken. Zijn manier is heel anders. Hij begrijpt het lijden niet en wil dat jij onderwijst dat het niet vált te begrijpen” (T16.I.1:1-5).

De ware inleving van de Heilige Geest ondervind ik óók. Zo hoorde ik deze week van twee deelnemers aan mijn groepen hoe ze, na een aanvankelijk gevoel van verlies over mijn ziekte, tot het besef waren gekomen dat ze me niet als ziek kunnen zien als ze écht naar mij kijken. En dat ze dan geen verlies meer voelen.

“Schenk je inlevingsvermogen aan Hem, want het is Zijn waarneming en Zijn kracht die je wilt delen. En laat Hem jou Zijn waarneming en Zijn kracht schenken, opdat ze via jou kan worden gedeeld” (T16.I.5:8,9).

Ik heb een voorstel voor een nieuwe brochure: ‘Kanker… en nu de Cursus!’