Sluis

4 januari 2012
Zo, we zijn met z’n allen in 2012 aangekomen. Ik ook.

De hele kerstperiode maakte me geleidelijk aan nog rustiger en ingekeerder. Steeds meer komt er een lichtelijk geamuseerde waarnemer op, die alles wat er zoal speelt om me heen gadeslaat, maar zonder er nog deel van uit te maken.
Met oudjaar keek ik om twaalf uur van achter mijn raam naar het vuurwerk. Vele jaren heb ik in deze periode Almere ontvlucht, naar een rustiger plek met minder geknal. En hierdoor was het een hele tijd geleden dat ik het vuurwerk had gezien. Misschien kwam het mede daardoor dat ik er ineens heel anders naar keek. Mijn buurtgenoten hadden beslist hun best gedaan. Aan alle kanten schoten vuurpijlen, en hoe het allemaal ook mag heten, de lucht in om daar veelkleurig uit elkaar te spatten. Het was beslist een fascinerend gezicht, maar fascinerender nog was het toen ik het gevoel kreeg dat ik steeds weer naar de afscheiding zat te kijken – een dwangmatige herhaling van de afscheiding. Iedereen zijn eigen big bang. Hele kosmossen zag ik verschijnen, versplinteren en in een paar tellen weer verdwijnen in het niets. Hmmm… interessant. Evengoed blijkbaar verschrikkelijk aantrekkelijk. Want het mag een stevige duit kosten, een boel afval opleveren en in Nederland voor 10 miljoen schade geven, her en der wat afgerukte ledematen en kapotte ogen en een oorverdovend lawaai dat dieren en sommige mensen in de stress doet schieten… Die prijs betalen we graag voor zo’n ontzettend leuk spelletje. Ik moest een beetje lachen om al die goede buurtbewoners die zich zo inspanden midden in de nacht en niet eens tijd hadden naar de big bangs van de buurman te kijken. Ze gaven me een aanschouwelijke les.

Intussen is er van alles aan de orde op het praktische vlak. Een steeds verdere verschuiving naar (en misschien ook wel: erkenning van) ‘patiënt zijn’, uiterlijk althans. Deze week komen hulptroepen mijn slaapkamer verhuizen. Ik slaap nu op een zolder met een vlizotrap, en dat is niet handig. Voor mijzelf, maar ook voor dokters en anderen kan dat lastig worden. Dus ga ik afscheid nemen van mijn dierbare slaapzolder en een verdieping lager slapen. Ook ben ik bezig me te informeren over thuiszorg, voor huishoudelijke hulp. Ik word nu door vriendinnen bijgestaan en dat is erg fijn en noodzakelijk, want stofzuigen en zware boodschappen lukken niet meer. Maar ik verwacht dat mijn conditie achteruit gaat, en mijn hulpbehoefte toeneemt, dus thuiszorg zou welkom zijn.
Ik probeer me ook te informeren over hulpmiddelen. Laatst in de stad betrapte ik mezelf toen ik een jaloerse blik wierp op een dame met een rollator. Ik wilde ook wel zo’n steuntje bij de hand hebben. De oude dame erachter keek me wat verbaasd aan, en ik glimlachte haar maar eens vriendelijk toe. Nu denk ik niet echt aan een rollator, maar een probleem is wel dat ik nog maar een half uur achter elkaar kan lopen. Daarna begint mijn hele lichaam te protesteren met overal pijn, tijdens het lopen en ook daarna nog een hele tijd, en dat houdt me dan ’s nachts weer wakker… Is daar iets aan te doen, met bijvoorbeeld krukken? Daar ga ik volgende week eens met mijn huisarts over praten. Er is gelukkig altijd hoop, want juist deze maand lanceert de gemeente Almere het ‘witte-scootmobielenplan’! Dat is net zoiets als de gratis witte fietsen van lang geleden, maar nu zijn het leenrolstoelen en scootmobielen waarmee je door bijvoorbeeld het Stadshart kunt racen, stel ik me zo voor. Zodat ik, naar ik aanneem, nog een hele tijd de Bagels en Beans kan bereiken voor mijn favoriete bestelling – wortel-sinaasappelsap met dadeltaart (echt heel lekker).

Op nieuwjaarsdag was er zo duidelijk de gedachte: Ik leef in God, en er is maar één Leven. Alles wat er nog in mijn schijnbare aardse leven gaat gebeuren, speelt zich af binnen dat ene Leven in God. Ik ben altijd, ongeacht wat er met mij als persoon en met mijn lichaam gebeurt, in dat ene Leven. En dus is er altijd een continuïteit: tijdens mijn aardse leven, de overgang, en dat wat er daarna is. Dat was een mooie gedachte om dit jaar mee te beginnen. Zoals de werkboekles het zegt:

“Er is één leven, en dat deel ik met God. Er zijn geen verschillende soorten leven, want leven is als de waarheid. Het heeft geen gradaties. Het is de ene toestand waarin alles wat God geschapen heeft deelt. … Zoals we waren, zo zijn we nu en zullen we voor eeuwig zijn” (WdI.167.t,1:1-3,12:2).

Ik ben dan wel in 2012 aangekomen, maar of ik hier werkelijk ben is maar de vraag, want ik voel me in zekere zin buiten de tijd staan. Ik moet denken aan sommige gebouwen waar je een soort sluis hebt als ingang. Je gaat eerst door de ene deur, die achter je sluit. Pas als die dicht is gaat de tweede deur open en betreed je het gebouw. Even is er een moment dat de deur achter je dicht is en de deur vóór je nog niet open, en dat je in die sluis staat. Dat is min of meer zoals ik me nu voel. De deur achter me is dicht. De deur vóór me nog niet open. Terug kan niet meer. Vooruitgaan is een kwestie van afwachten. ‘Even’ kan enkele weken zijn, of maanden, of langer nog, dat weet ik niet. Tot die tijd ben ik in de sluis.
En eigenlijk vind ik het hier heel goed.